[2] heckler
  • heck·ler
  • uit het Duits
enkelvoud meervoud
naamwoord heckler hecklers
verkleinwoord

de hecklerm

  1. persoon die iemand die een lezing houdt hinderlijk in de rede valt
     Sta je als presidentskandidaat een gloedvol betoog te houden over 'het grootse Amerika' of 'sterker door samenwerking', begint er iemand irritant doorheen te kakelen: de heckler. En die ordeverstoorder kun je meestal niet tot stilte manen. Negeren lukt ook al niet. Hij of zij wil een punt maken, en blijft net zo lang zuigen tot er iets gebeurt.[1]
  2. vuurwapen van het merk Heckler
     RRT’s (minder dan vijf manschappen) zijn dag en nacht paraat. De mannen rijden in gepantserde auto’s en beschikken over zware wapens, zoals de Heckler & Koch 416. Een QRF –meer dan vijf mensen– is nog meer opgetuigd.[2]


  1.   Weblink bron “The Series: wat te doen met de bloedzuigende heckler?” (Woensdag 12 oktober 2016), NOS
  2.   Weblink bron “Tweede man vast voor aanslag in Utrecht” (19 maart 2019), Reformatorisch Dagblad