• hal·te·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
halteren
halteerde
gehalteerd
zwak -d volledig

halteren

  1. inergatief, (verkeer) het stoppen van een bus, trein, metro of tram bij een halte of op een station.
    • De bussen halteren ieder half uur bij de bushalte.