Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hakt op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
ophakken

hakt (...) op

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ophakken
    • Jij hakt op. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ophakken
    • Hij hakt op. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ophakken
    • Hakt op! 

Gangbaarheid