haagt
- haagt
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | haagt | haagten |
verkleinwoord | haagtje | haagtjes |
de haagt m
- ondergrondse gang
- In Nederlands Limburg zijn aardig wat haagten te vinden.
vervoeging van |
---|
hagen |
haagt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hagen
- Jij haagt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hagen
- Hij haagt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van hagen
- Haagt!
- Het woord haagt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "haagt" herkend door:
24 % | van de Nederlanders; |
24 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be