guillocheren
- guil·lo·che·ren
- afgeleid van het Franse guillocher (met het achtervoegsel -eren) [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
guillocheren |
guillocheerde |
geguillocheerd |
zwak -d | volledig |
guillocheren
- overgankelijk ter versiering van een netwerk van krommen voorzien
- Het uurwerk werd prachtig geguillocheerd.
1.
- Het woord 'guillocheren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.