Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • groe·ne
enkelvoud meervoud
naamwoord groene groenen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

groene

  1. een persoon in het groen of geassocieerd met de kleur groen
    • Ons elftal speelt in het oranje; die groenen zijn onze tegenstanders. 
     Hij droeg een groene bandana in zijn lange haar en had als een van de weinigen hoge leren bergschoenen om zijn zwakke enkels te beschermen.[1]

Bijvoeglijk naamwoord

groene

  1. verbogen vorm van de stellende trap van groen
     Hij hield van de geur van groene zeep.[2]
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
groenen

groene

  1. aanvoegende wijs van groenen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be