Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grijpt plaats
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
plaatsgrijpen

grijpt (...) plaats

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plaatsgrijpen
    • Jij grijpt plaats. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plaatsgrijpen
    • Hij grijpt plaats. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van plaatsgrijpen
    • Grijpt plaats! 

Gangbaarheid