• grijpt beet

uit grijpt (werkwoord) en beet, hiertussen kunnen nog andere woorden staan

vervoeging van
beetgrijpen

grijpt (...) beet

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beetgrijpen
    • Jij grijpt beet. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beetgrijpen
    • Hij grijpt beet. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beetgrijpen
    • Grijpt beet!