Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gooit bui·ten
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
buitengooien

gooit (...) buiten

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van buitengooien
    • Jij gooit buiten. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van buitengooien
    • Hij gooit buiten. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van buitengooien
    • Gooit buiten! 

Gangbaarheid