Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • goe·den·mid·dag
Woordherkomst en -opbouw
  • accusatief van een goede middag: eenen goeden middag

Tussenwerpsel

goedenmiddag

  1. verouderde spelling of vorm van goedemiddag tot 1935/46
     Met een buiging neemt hij de hoed af. ‘Goedenmiddag. Ah bent u - ben je daar zelf?’[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Naakte waarheid.” (1932), Nijgh & Van Ditmar, Rotterdam, p. 616