• Ontleend aan het Oudnoordse werkwoord gleyma
Naar frequentie 1015
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden tijd voltooid deelwoord
(supinum)
3e pers enk. 1e pers mv.
gleyma gleymdi gleymdum gleymt
volledig

segja + datief

  1. vergeten
    «Ég gleymdi lyklunum mínum.»
    Ik heb mijn sleutel vergeten.
  2. verleren


gleyma

  1. uitbundig zijn

gleyma + datief

  1. vergeten