ginicoëfficiënten

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ɡi·ni·coëf·fi·ciën·ten, ɡi·ni·co·ef·fi·ci·en·ten
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de ginicoëfficiëntenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord ginicoëfficiënt
     Een studie van de werkgroep ‘Altematieve Economie Antwerpen’ (uitgave Kultuurleven, Leuven), getiteld Inkomensverdeling in België, geeft in haar algemeen besluit aan dat uit de berekende lonencurve en ginicoëfficiënten (kengetal als aanduiding voor de graad van inkomensconcentratie) waarmee de inkomensongelijkheid in België werd gemeten, alras bleek dat van de periode 1955 tot 1967 de inkomensverdeling verslechterde.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Rita Mulier & Ward Bosmans
    Politiek Overzicht : België : C.V.P. Congres (11 september 1972) in: Streven., jrg. 26 nr. 1 (oktober 1972), Desclee de Brouwer, Brugge / Utrecht, p. 71