• gift·slan·gen

de giftslangenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord giftslang
    • Onder krokodillen en giftslangen was het beter dienen dan in een beschaving, waar ze elkander de hersens insloegen en een vrouw met een ongeneeslijke kwaal ging uitrusten in een huishouden met zeven kinderen. [1]