• ge·ze·ven·tie·nen

gezeventienen

  1. met het aantal van zeventien, zeventien samen
    • Het moest maar eens afgelopen zijn met de prostitutie, vond Ali en zo werden de zestien meisjes en de mooie Frossini mei roeibootjes naar een diepe plek gebracht en daar gezeventienen door de lijfwacht van de Pasja verdronken. [1]