• ge·vleu·gel·te
  • afgeleid van vleugel met het omvoegsel ge- -te dat een verzameling aangeeft
enkelvoud meervoud
naamwoord gevleugelte -
verkleinwoord - -

gevleugelte [1]

  1. de gezamenlijke gevleugelde wezens, de vogels
  2. het samenstel van vleugels van alles wat vliegt (ook vliegtuigen)