getrouwe
- ge·trou·we
getrouwe
- verbogen vorm van de stellende trap van getrouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | getrouwe | getrouwen |
verkleinwoord |
- persoon die men kan vertrouwen, persoon waarop men kan rekenen
- ▸ Dat geldt niet voor de oude getrouwen, die tot hun dood in hun huizen mogen blijven.[1]
- Het woord getrouwe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "getrouwe" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Victoria Holt“Vlucht van de zeven zwaluwen” (1992), Saga, ISBN 9788726484892
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be