getouw
- ge·touw
- In de betekenis van ‘toestel waarop men weeft’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- Naamwoord van handeling van touwen met het voorvoegsel ge-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | getouw | getouwen |
verkleinwoord | getouwtje | - |
- toestel waarin veel touwwerk aanwezig is
- weefgetouw
- Het woord getouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "getouw" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "getouw" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be