• ge·re·bel·leerd
vervoeging van: rebelleren…
geen verbogen vorm

gerebelleerd

  1. voltooid deelwoord van rebelleren
  2. vormt de voltooide tijden
    • Zij hadden daartegen gerebelleerd. 
  3. vormt de onpersoonlijke lijdende vorm
    • Er werd weer eens flink gerebelleerd door de lieve jeugd.