• ge·pas·seerd
vervoeging van: passeren…
verbogen vorm: gepasseerde

gepasseerd

  1. voltooid deelwoord van passeren
     Er kon geen sprake van zijn dat ze haar kleine woonkamer op de benedenverdieping binnen konden gaan, laat staan de keuken, met opluchting stelde hij vast dat het symbolische theedrinken al een gepasseerd station was omdat ze direct naar de slaapkamer boven gingen.[1]
     Op zich had hij de mars kunnen afbreken wanneer hij de tellende kameraden bij de Djurgàrdsbron was gepasseerd en naar huis kunnen lopen, of zelfs een taxi kunnen nemen om tijd te besparen.[2]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628265
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044633535