georganiseerdheid
- ge·or·ga·ni·seerd·heid
- afleiding van georganiseerd met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | georganiseerdheid | |
verkleinwoord |
de georganiseerdheid v
- de mate waarin iets vooraf geregeld is
- ▸ Met een toegenomen aandacht voor carbidschieten zal de politie er komende jaarwisseling scherp op toezien dat de regels worden gevolgd. "Vaak is er al een hoge mate van georganiseerdheid", zegt Ruud Verkuijlen, coördinator van de jaarwisseling bij de Nationale Politie. "Voor carbidschieten worden vergunningen aangevraagd waardoor duidelijk is wie gaat afsteken en waar. Maar de mensen die gaan kijken moeten zich ook goed houden aan de coronamaatregelen."[1]
- ▸ Op basis van de informatie die hij nu uit Frankrijk heeft, lijkt het er volgens de terrorismebestrijder op dat de aanslag in Frankrijk met jihadisme te maken had, en dat die door een eenling is gepleegd. "Dat is een zorg die we hebben. Naast de georganiseerdheid van IS, kan ook een individu een aanslag bedenken en plegen, met welk wapen dan ook."[2]
- Het woord georganiseerdheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Eerste gemeenten verbieden carbidschieten” (Zaterdag 21 november 2020, 08:30), NOS
- ↑ Weblink bron “Politie kijkt opnieuw naar evenementen Nederland” (Vrijdag 15 juli 2016, 10:57), NOS