genomen
- ge·no·men
- vervoeging van nemen: de stam met omvoegsel ge- -en en een klinkerwisseling ee-oo (IPAː /e/ - /oː/)
de genomen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord genoom
vervoeging van: | nemen… |
geen verbogen vorm |
genomen
- voltooid deelwoord van nemen
- ▸ ‘Ik werk bij een audiovisueel productiebedrijf dat onder meer tv-commercials maakt. Veel bedrijven zeggen deze dagen hun shoots bij ons af. Maar het werk dat vandaag moet gebeuren, kon niet thuis worden gedaan. Ik hoorde gisteren überhaupt pas laat van de genomen maatregelen. Ik had tot laat gewerkt en daarna waren we gaan eten met collega’s.[1]
- Het woord genomen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Charlotte Huisman“Wie neemt er nog de trein op een stil Utrecht Centraal?” (13 maart 2020), de Volkskrant