Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·mar·keerd
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: markeren…
verbogen vorm: gemarkeerde

gemarkeerd

  1. voltooid deelwoord van markeren
     De plaatsen voor den Ged⸫ G⸫ M⸫ Nat⸫, den A⸫ M⸫, de Dupatiën, de Oud Meesters, de Meesters van Eer en den Gesubstitueerden Meester, zoomede van de BB⸫ Opzieners en Officieren zijn gemarkeerd in het midden der tafel.[1]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Verslag der feestviering van het vijf en zeventig-jarig grondwettig bestaan der Vrijmetselarij te Batavia, gehouden in de Loge De Ster in het Oosten, op den 16den November 1844 [g.s.]” (1844)