gelijkgerechtigdheid
- ge·lijk·ge·rech·tigd·heid
- afgeleid van gelijkgerechtigd met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gelijkgerechtigdheid | - |
verkleinwoord | - | - |
de gelijkgerechtigdheid v
- het gelijkgerechtigd zijn
- Het woord 'gelijkgerechtigdheid' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.