Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·lee
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gelee gelees
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de geleev

  1. ingekookt sap dat na afkoelen een stevige geleiachtige structuur krijgt

Gangbaarheid

36 % van de Nederlanders;
41 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen