geknepen
- ge·kne·pen
- vervoeging van knijpen: de stam met omvoegsel ge- -en en een klinkerwisseling ij-ee (IPAː /ɛi/ - /e/)
vervoeging van: | knijpen… |
geen verbogen vorm |
geknepen
- voltooid deelwoord van knijpen
- vormt de voltooide tijden
- Hij had zijn zusje geknepen.
- vormt de lijdende vorm
- Ze werd weer eens door haar broertje geknepen.
- attributief gebruikt
- Hij antwoordde met geknepen stem.
- bijwoordelijk gebruikt
- Dat is een bril die op de neus geknepen gedragen werd.
- Het woord geknepen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.