Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gek·kig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gekkigheid gekkigheden
verkleinwoord gekkigheidje gekkigheidjes

Zelfstandig naamwoord

de gekkigheidv

  1. Dwaasheid, zotheid, idioterie.
    • Hij wist van gekkigheid niet meer wat hij moest doen. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be