• gek·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
gekken
gekte
gegekt
zwak -t volledig

gekken

  1. gekheid maken, schertsen, spotten
    • De vader en de kinderen waren aan het gekken met moeder die er niet om wilde lachen. 

de gekkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord gek
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be