• ge·ket·ting·rookt
vervoeging van: kettingroken…
verbogen vorm: gekettingrookte

gekettingrookt

  1. voltooid deelwoord van kettingroken
    • We zaten, heen en weer geschud, naast en tegenover elkaar, onze geweren tussen de knieën. Er werd gekettingrookt. [1]