geischtlichi
- geischt·li·chi
- Pennsylvania-Duitse zelfstandignaamwoordsvorm met het achtervoegsel -lich en met de woorduitgang -i
geischtlichi
- onbepaald (zonder lidwoord) nominatief en accusatief vrouwelijk enkelvoud stellende trap van geischtlich
geischtlichi
- onbepaald datief vrouwelijk enkelvoud stellende trap van geischtlich