• geischt·li·che
  • Pennsylvania-Duitse zelfstandignaamwoordsvorm met het achtervoegsel -lich en met de woorduitgang -e

geischtliche

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief en accusatief vrouwelijk enkelvoud stellende trap van geischtlich

geischtliche

  1. bepaald datief enkelvoud stellende trap van geischtlich

geischtliche

  1. onbepaald datief enkelvoud stellende trap van geischtlich