geilbaarden
- Geluid: geilbaarden (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɣɛilbardə(n) / (3 lettergrepen)
- geil·baar·den
- geilbaard met uitgang -en
de geilbaarden mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord geilbaard
- Voorts zal hij mij duidelijk moeten maken waarom het zich promiscueus laten bevruchten in een akkervoor religieuze toekomstkansen heeft, - in Nederland weinig, zou ik zeggen, - of waarom de vrolijke monniken van Medmenham geen ‘madmen’ waren, of overspannen geilbaarden, of 18e eeuwse modemaniakken, of vermakelijke huichelaars, in plaats van de Libertijnse Vitalisten, die Gomperts geneigd is hen te zien. [1]
- Het woord 'geilbaarden' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Vestdijk, S."Barricade" in: Libertinage. jrg. 2 nr. 5 (1949) G.A. van Oorschot, Amsterdam; p. 385; geraadpleegd 2018-11-07