geheid
- ge·heid
- In de betekenis van ‘onwrikbaar’ voor het eerst aangetroffen in 1899 [1]
- vervoeging van heien: de stam met omvoegsel ge- -d [2]
vervoeging van: | heien… |
verbogen vorm: | geheide |
geheid
- voltooid deelwoord van heien
- Het woord geheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "geheid" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "geheid" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ geheid op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be