• ge·fietst
vervoeging van: fietsen…
verbogen vorm: gefietste

gefietst

  1. voltooid deelwoord van fietsen
     Dus ze moeten in elk geval een gedeelte van het traject hebben gefietst.[1]
  1. Thomas Kanger, Jasper Popma
    “De eerste steen” (2011), Amsterdam : The House of Books