geelbuikvuurpadje
- Geluid: geelbuikvuurpadje (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɣelbœykˌfyrpɑtjə / (5 lettergrepen)
- geel·buik·vuur·pad·je
- geelbuikvuurpad met het achtervoegsel -je
het geelbuikvuurpadje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord geelbuikvuurpad
- Ook het vrij veel in Z. Limburg en bepaalde delen van België voorkomende geelbuikvuurpadje is een aantrekkelijk diertje. [1]
- Het woord 'geelbuikvuurpadje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Noort, N van"Padden schuifelen en huppelen" in: Nederlands Dagblad jrg. 31 nr. 6796 (30 januari 1975); p. 4 kol. 2; geraadpleegd 2017-11-05