Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·dans
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gedans
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het gedanso

  1. het bezig zijn met dansen
    • De meningen over de act zijn nog steeds tot op het bot verdeeld. De één vindt het gedans een fraaie toevoeging, anderen vinden dat het afleidt van Waylon en zijn songfestivallied.[1] 
    • En de perfectionistische Londense ging opvallig luchtig om met een paar 'fuck ups' tijdens haar vertolking van River Lea. Eerst moest ze opnieuw beginnen, omdat ze buiten adem was van gedans bij het vorige nummer. "Dat ben ik niet gewend", riep ze uit. [2] 

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen