gebloemte
- ge·bloem·te
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gebloemte | gebloemtes |
verkleinwoord |
het gebloemte o
- verzameling, hoeveelheid bloemen
- ▸ 'Op eene schilderachtige wijze verlichtte de morgenzon de bruine dennenstammen of kleurde zij het versche Augustusloof der eikenstruiken met vuurroode glansen, welke heerlijk afstaken tegen het donkere groen daarachter, het purper der talloze heidebloemen of het bontkleurig gebloemte der kamperfoelie, welke zich in onbeperkte weelderigheid om alle struiken heenslingerde en de lucht met lieflijke geuren vervulde.'[3]
- Het woord 'gebloemte' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gebloemte" herkend door:
57 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ gebloemte op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Dwars door alle oude taal heen” (20 juni 2003), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be