Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·ar·ti·cu·leer·de

Bijvoeglijk naamwoord

gearticuleerde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van gearticuleerd

Werkwoord

vervoeging van: articuleren…
verbogen vorm: gearticuleerdee

gearticuleerde

  1. verbogen vorm van gearticuleerd, voltooid deelwoord van articuleren

Gangbaarheid