Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·ag·gre·geer·de
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

geaggregeerde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van geaggregeerd

Werkwoord

vervoeging van: aggregeren…
verbogen vorm: geaggregeerdee

geaggregeerde

  1. verbogen vorm van geaggregeerd, voltooid deelwoord van aggregeren

Gangbaarheid