Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·ïr·ri·teerd·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geïrriteerdheid geïrriteerdheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de geïrriteerdheidv

  1. de mate waarin iets of iemand op een onaangename manier geprikkeld is

Gangbaarheid