garoe
- ga·roe
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | garoe | |
verkleinwoord |
de garoe m
- fijngestampte bast van de garoeboom dat men medicinaal gebruikt in een zalf
- Het woord garoe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "garoe" herkend door:
6 % | van de Nederlanders; |
10 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ garoe op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be