En gapestokk.
Een kaak.
En gapestokk (Bonn, Tyskland).
Een schandpaal (Bonn, Duitsland).
En gapestokk (Ilmenau, Tyskland).
Een kaak (Ilmenau, Duitsland).
  • ga·pe·stokk
  • Samenstelling van de Noorse zelfstandige naamwoorden gape en stokk
Naar frequentie 98448
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   gapestokk     gapestokken     gapestokker     gapestokkene  
genitief   gapestokks     gapestokkens     gapestokkers     gapestokkenes  

gapestokk, m

  1. (geschiedenis) kaak, schandpaal
    «I gamle dager var det gapestokk utenfor Sandar kirke.»
    In de oude dagen was de schandpaal buiten voor de kerk in Sandar.
  2. een publieke negatieve publicatie of namenslijst, voornamelijk in de publieke media, bijvoorbeeld met pedofielen, maar ook ten opziochte van werklui, restaurants en anderszins.


  • ga·pe·stokk
  • Samenstelling van de Nynorske zelfstandige naamwoorden gape en stokk
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   gapestokk     gapestokken     gapestokkar     gapestokkane  

gapestokk, m

  1. (geschiedenis) kaak, schandpaal
  2. een publieke negatieve publicatie of namenslijst, voornamelijk in de publieke media, bijvoorbeeld met pedofielen, maar ook ten opziochte van werklui, restaurants en anderszins.