gapestokk
- ga·pe·stokk
Naar frequentie | 98448 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | gapestokk | gapestokken | gapestokker | gapestokkene |
genitief | gapestokks | gapestokkens | gapestokkers | gapestokkenes |
gapestokk, m
- (geschiedenis) kaak, schandpaal
- «I gamle dager var det gapestokk utenfor Sandar kirke.»
- In de oude dagen was de schandpaal buiten voor de kerk in Sandar.
- «I gamle dager var det gapestokk utenfor Sandar kirke.»
- een publieke negatieve publicatie of namenslijst, voornamelijk in de publieke media, bijvoorbeeld met pedofielen, maar ook ten opziochte van werklui, restaurants en anderszins.
- ga·pe·stokk
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | gapestokk | gapestokken | gapestokkar | gapestokkane |
gapestokk, m
- (geschiedenis) kaak, schandpaal
- een publieke negatieve publicatie of namenslijst, voornamelijk in de publieke media, bijvoorbeeld met pedofielen, maar ook ten opziochte van werklui, restaurants en anderszins.