Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ga voor
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
voorgaan

ga voor

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorgaan
    • Ik ga voor. 
  2. gebiedende wijs van voorgaan
    • Ga voor! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorgaan
    • Ga je voor? 


Gangbaarheid