• frem·skre·den
Naar frequentie 74868
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud fremskreden mer fremskreden mest fremskreden
o enkelvoud fremskredent
meervoud fremskredne
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
fremskredne mer fremskreden mest fremskredne

fremskreden

  1. gevorderd, vergevorderd
    «Ilden var da alleredde så langt fremskreden, at gården ikke stod til at redde.»
    Het vuur was al zo ver gevorderd dat de boerderij niet meer kon worden gered.

fremskreden

  1. gevorderd, vergevorderd