• for·kor·tel·se
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   forkortelse     forkortelsen     forkortelser     forkortelserne  
genitief   forkortelses     forkortelsens     forkortelsers     forkortelsernes  

forkortelse g

  1. afkorting


  • for·kor·tel·se
  • Afgeleid van het Noorse werkwoord forkorte met het voorvoegsel for- en met het achtervoegsel -else.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   forkortelse     forkortelsen     forkortelser     forkortelsene  
genitief   forkortelses     forkortelsens     forkortelsers     forkortelsenes  

forkortelse m

  1. afkorting
  • De meeste Noorse afkortingen worden met een punt geschreven. Het moet dus jf. (vgl), f.eks. (bijv.) en bl.a. (o.a.) zijn. De belangrijkste uitzonderingen op de regel zijn initiaalwoorden (als NRK), elementen en de benamingen van valuta, maten en gewichten.[1]