Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fluis·ter·den in
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
influisteren

fluisterden (...) in

  1. meervoud verleden tijd van influisteren
    • Wij fluisterden in. 
    • Jullie fluisterden in. 
    • Zij fluisterden in.