flibustiers
- Geluid: flibustiers (hulp, bestand)
- IPA: / ˌflibʏsˈtirs / (3 lettergrepen)
- fli·bus·tiers
- flibustier met uitgang -s
de flibustiers mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord flibustier
- ▸ Het bericht dat de flibustiers te land de belangrijkste en veiligste haven hadden aangevallen, verwekte in Madrid ontsteltenis.[1]
- Het woord 'flibustiers' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Verzameld werk. Deel 5. : Avonturiers” (1977), Meulenhoff Nederland, Amsterdam, p. 156