flard
- flard
- klanknabootsing, in de betekenis van ‘afgescheurde lap’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1600 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | flard | flarden |
verkleinwoord | flardje | flardjes |
- onregelmatig afgescheurd of afgebroken stuk
- ▸ In de operahuizen krijgt het zeilschip altijd een gestileerde uitbeelding. We zien een flard van een zeil, een stuk boeg en mast.[2]
- (figuurlijk) klein onsamenhangend stuk, korte gedeeltelijke waarneming
- ▸ Het is geen kunst bij de entree van de Amstelstraat, komend van het Rembrandtplein, een flard van triestheid door het hart te voelen gaan.[3]
- vlard (verouderde uitspraakvariant)
- [2] fragment
- [1] aan flarden scheuren
- [1] in flarden schieten
- Het woord flard staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "flard" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "flard" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Kester Freriks“Naar de haaien” (21 augustus 2006) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Kester Freriks“De Amstelstaat; een flard van zondige triestheid” (18 juli 1990) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be