• flans

de flansmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord flan
vervoeging van
flansen

flans

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flansen
    • Ik flans. 
  2. gebiedende wijs van flansen
    • Flans! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flansen
    • Flans je?