flûte v

  1. fluit
    «flûte traversière»
    dwarsfluit
  2. (historisch) fluitschip
  3. (spreektaal) leugen, onzin
    «Il paraît que le maire a donné son accord pour la manif. – Pfff! C’est d’la flûte
    Het schijnt dat de burgemeester akkoord is gegaan met de demonstratie! – Pfff! Flauwekul! [1]
  4. (spreektaal) dun been, spillebeen [1]

flûte

  1. (spreektaal) verdorie! [1]