Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fit·nes·sen

Werkwoord

fitnessen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
fitnessen
fitneste
gefitnest
zwak -t volledig
  1. (sport) sporten in een sportschool
    • Wij fitnessen driemaal per week gedurende één uur en oefenen dan op verschillende fitnessapparaten. 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be